Hij is de enige Nederlandse fotograaf die bij alle Formule 1-races aanwezig is. En dat al jarenlang. Motorsport.com ging op de koffie bij Peter van Egmond, die vorige maand 68 kaarsjes uitblies. “Dit zou wel eens mijn laatste seizoen kunnen zijn.”
Op het juiste moment op de juiste plek staan. Formule 1-fotograaf Peter van Egmond heeft er een neusje voor. Zo stond hij tijdens de seizoensfinale van 1997 in het Spaanse Jerez aan de buitenkant van Dry Sac, toen Jacques Villeneuve aan de binnenkant van Michael Schumacher dook en werd aangereden door de Duitser. Hoewel er nog vier of vijf andere fotografen stonden, was Van Egmond de enige die het moment dat de twee auto’s elkaar raakten, op de gevoelige plaat vastlegde. “Dit is nog steeds de foto waar ik het meest aan verdiend heb”, lacht Van Egmond, als we bij hem aan de keukentafel in Veenendaal zitten en door zijn in 2009 uitgekomen boek ‘Strijd en extase’ bladeren, waarin deze foto uiteraard ook is opgenomen.
Eerste kennismaking
Van Egmond was acht of negen toen hij voor het eerst met autosport in aanraking kwam. “Mijn vader had een DAF en was lid van de DAF-club”, vertelt de in Den Helder geboren fotograaf. “De normale DAF had een variomatic, een automatische transmissie, en speciaal voor een Engels Formule 3-team hadden ze een raceversie van de variomatic ontwikkeld. Rob Slotemaker werd als coureur in de arm genomen. Mijn vader nam mij en mijn twee broers daarop mee naar een race op Zandvoort, zodat wij dat wonder met onze eigen ogen konden aanschouwen. Dit was mijn eerste kennismaking met Zandvoort en de racerij.”
“Ik ben toen nog niet meteen Formule 1 gaan kijken. Dat kwam pas begin jaren zeventig”, vervolgt Van Egmond. “Ik was twaalf toen mijn ouders uit elkaar gingen. Mijn vader ging in Haarlem wonen en ik ging tijdens de schoolvakanties dan wel naar hem toe. Tijdens een van die vakanties zat ik me een keer te vervelen. In de verte kon je de Formule 1-auto’s horen rijden en mijn vader zei op een zeker moment: ‘Hier heb je brood en wat geld, ga jij maar de hele dag in de duinen naar die auto’s kijken.’ Dat zag ik wel zitten – die dag dat we naar de variomatic gingen kijken zat nog steeds ergens in mijn hoofd – en zo was ik op vijftienjarige leeftijd voor het eerst bij de Formule 1.”
“Vanaf dat moment kreeg ik steeds meer interesse in de Formule 1”, herinnert Van Egmond zich. “Ik had in mijn omgeving alleen niet echt iemand die er net zo warm voor liep als ik. Ik ben één keer met een buurjongen naar Zandvoort geweest. Dat was de eerste Grand Prix waar ik het hele weekend bij was. We stonden met een tentje op de camping. Ik vond het prachtig, maar mijn buurjongen had het na één keer wel gezien. Later nam ik een jaarkaart en zat ik het hele jaar op de hoofdtribune in weer en wind op een stoeptegel naar auto’s te kijken.”
Formule 1-coureur worden
Nadat hij de nodige races op Zandvoort als toeschouwer had bijgewoond, ontstond bij Van Egmond de ambitie om zelf autocoureur te worden. “Nadat ik mijn rijbewijs had gehaald en een paar jaar op de openbare weg had gereden, vond ik het tijd om Formule 1-coureur te worden. Een idioot idee, natuurlijk”, zegt Van Egmond met een lach. “Ik had ook helemaal geen geld. Ik had MTS mechanica gedaan maar niet afgemaakt, en werkte op dat moment als liftmonteur.”
Twee keer deed Van Egmond mee aan de wintercursus op Zandvoort. “In 1979 deed ik zowel de toerwagens als formulewagens. Het ene onderdeel was in de ochtend, het andere in de middag. Allard Kalff en Cor Euser waren ook van de partij”, weet Van Egmond nog. “Het toerwagengedeelte deed ik met mijn eigen auto – een Opel Ranger die ik van vrienden had gekregen die naar Canada waren geëmigreerd – en de formulewagen huurde je van het circuit. Die Opel was zo traag als wat en in de formulewagen voelde ik me totaal niet op mijn gemak, wat mede kwam door het feit dat als je schade reed, je die zelf moest betalen. Ik reed daardoor heel erg met de handrem erop.”
“Het jaar erop deed ik opnieuw mee. Ik wilde het beter doen dan het jaar ervoor en besloot me alleen op de toerwagens te richten. Dit keer had ik een Toyota Carina, die voorzien was van een motorblok dat ik van iemand had gekocht die aan autocross deed. Die motor was helemaal uitgewogen en geoptimaliseerd. Ik werd tweede achter Gerrit van Kouwen, die ook de beste was bij de formulewagens. Gerrit, die onlangs is overleden, won zo een jaar gratis racen in de Formule Ford.” Van Kouwen reed tijdens de wintercursus met een oude Simca 2. “Die nam ik van hem over met het idee dat ik er een jaar mee zou kunnen racen. Ik had niet de illusie dat ik nog Formule 1-coureur zou worden – ik werkte inmiddels als kraanmachinist bij een staalgroothandel in Utrecht – maar wilde graag voor mijn plezier een beetje rijden. Ik reed die Simca echter in mijn eerste of tweede race al plat. Ik had geen auto meer en het geld was op. De droom was voorbij.”
Rits-rats-klik cameraatje
“Achteraf gezien is dat een heel belangrijk moment in mijn leven geweest”, zegt Van Egmond. “Ik had namelijk nog wel een licentie, waarmee ik het hele jaar overal mocht komen, ook in de paddock. Alleen bij de Grand Prix kwam je niet naar binnen met een rijderskaart. Maar bij de bandentest die een maand voorafgaand aan de Formule 1-race plaatsvond wel. Ik liep dan gewoon door de pitstraat. Mijn moeder had een oud rits-rats-klik cameraatje in de la liggen en dat nam ik dan mee om foto’s te maken. Het stelde natuurlijk heel weinig voor, maar zo ben ik begonnen in de fotografie. Het jaar erop vroeg ik opnieuw een licentie aan, hoewel ik wist dat ik geen meter zou rijden. Ik deed dat puur en alleen om weer foto’s te kunnen maken.”
Van Egmond ontdekte hoe hij geld kon verdienen met zijn foto’s. “Ik zag hoe een Belg coureurs fotografeerde bij nationale races en die foto’s later aan die coureurs verkocht. Ik dacht: ‘Misschien kan ik dat ook en zo een deel van het geld dat ik in mijn hobby steek, terugverdienen.‘ Vervolgens kocht ik mijn eerste spiegelreflexcamera. Ik maakte op Zandvoort foto’s van willekeurige coureurs en liet daarna tien foto’s afdrukken voor 2,50 gulden per stuk. Dat vond ik best spannend, want ik kon voor 25 gulden het schip in gaan. Bij de volgende race stapte ik op de coureurs af met de vraag of ze mijn foto voor 15 gulden wilden kopen. Ik ben niet echt een zakenman, dus ik vond dat best wel moeilijk. Maar ik verkocht er negen van de tien.”
Eerste publicatie
Een licentie gebruiken om op het circuit te fotograferen, dat was natuurlijk niet de bedoeling. “Ik hield dat een jaar of drie vol. Dirk Buwalda, de perschef van het circuit, kreeg het in de smiezen en begon zich eraan te ergeren. Vervolgens maakte ik een deal met de marketingman van Zandvoort. In ruil voor een pasje waarmee ik langs de baan kon fotograferen, leverde ik foto’s die hij overal voor mocht gebruiken. Maar op een gegeven moment begon Buwalda weer te piepen.”
“Ik had toentertijd een abonnement op de bladen Autovisie en Focus, die bij dezelfde uitgeverij zaten. Zij organiseerden in het voorjaar van 1985 een workshop bij de Tulpenrallye. We kregen een paar filmrolletjes en reden met een touringcar naar de verschillende proeven toe. Aan het einde van de dag moesten we onze filmrolletjes inleveren, want bij de verhalen die in de twee bladen zouden verschijnen, zouden beelden van de deelnemers worden geplaatst. En verdomd: ik stond met twee foto’s in de Autovisie! Om mijn naam voor het eerst in een blad te zien staan was wel een momentje en ook een beetje emotioneel. Mijn vader was inmiddels overleden en ik vond het jammer dat hij het niet heeft kunnen meemaken dat de naam Van Egmond in een blad stond.”
Die eerste publicatie smaakte naar meer. “Ik leerde Helmuth Vonk, de fotograaf van Autovisie, kennen. Autovisie volgde destijds het hele Formule 1-seizoen. Hij ging dus samen met journalist Rob Wiedenhoff de hele wereld over. Ik vroeg aan Autovisie of ik foto’s van de nationale autosport voor ze kon maken. Dan kon ik aan Buwalda laten zien dat ik een serieuze fotograaf was. Ze hielden aanvankelijk de boot af, maar ik bleef zeuren tot ze zeiden dat het goed was.”
Officieel Formule 1-debuut
In 1985 zette Van Egmond ook zijn zinnen op het fotograferen van de Formule 1 op Zandvoort. “Ik vroeg aan Autovisie of ik als hulpje van Helmuth mee mocht naar de laatste Nederlandse Grand Prix. Dat was goed. Er werd een pas aangevraagd bij de FIA, maar die werd op het laatste moment geweigerd. Er waren namelijk al twee of drie fotografen door Autovisie aangemeld. Ik was de laatste die erbij was gekomen en daarom de eerste die afviel. Ik was echt heel teleurgesteld.”
“Omdat ik toch graag de Formule 1 wilde zien, ben ik op vrijdag naar het circuit gegaan. Ik kocht een dagkaart en ging in de duinen zitten. Ik had me voorgenomen om niet naar de race te gaan, omdat ik erg gefrustreerd was dat ik geen accreditatie had gekregen. Maar op zondagochtend werd ik wakker en besloot ik toch maar naar het circuit te gaan. Ik pakte mijn fotospullen en stapte op de trein.” De Vijverhut, een restaurant waar de coureurs en media in die tijd hun passen haalden, lag niet al te ver van de looproute van het station naar het circuit. Van Egmond trok de stoute schoenen aan en stapte naar binnen. “Op zondag had natuurlijk iedereen zijn pas al, dus Rob Petersen zat daar helemaal alleen. Ik smeekte hem of hij niet iets voor mij kon regelen. Vervolgens toverde hij een pas uit een kaartenbak tevoorschijn. ‘Die heb je niet van mij’, zei hij erbij. Ik was dolblij. Ik zal die man tot mijn dood dankbaar blijven.”
“Eenmaal op het circuit zocht ik Helmuth op met de vraag wat ik kon doen. Hij was natuurlijk de vaste Formule 1-fotograaf van Autovisie, dus hij deed alle belangrijke momenten zoals de start en het podium. ‘Ga maar ergens achter op het circuit staan en geef me aan het einde van de dag je rolletjes maar’, zei hij tegen me. Bij de start stond ik bij het uitkomen van de Hugenholtzbocht en daarna ben ik verder naar achteren gelopen.“ Aan het einde van de race ging het tussen McLaren-teamgenoten Alain Prost en Niki Lauda. “Ze zaten erg dicht bij elkaar en in de toenmalige Panoramabocht wist ik beide auto’s in één beeld te vangen, terwijl je ook nog wat duinen op de achtergrond zag. Een paar dagen later sloeg ik de Autovisie open en had ik over twee pagina’s de openingsfoto!”
In 1989 verliet Helmuth Vonk Autovisie. “Ik deed nog steeds nationale races voor het blad en vroeg of ik de Formule 1 niet van Helmuth kon overnemen”, zegt Van Egmond, die inmiddels in Veenendaal als quality engineer werkte bij Brooks Instrument, een Amerikaans bedrijf dat gas- en vloeistofmeters produceert. “Ze hadden op dat moment al een deal gesloten met een persbureau, dus ze zaten er niet om te springen. Ze wilden wel accreditatie voor me regelen, maar maakten duidelijk dat ze mijn foto’s eigenlijk niet nodig hadden. Ze wilden niets betalen en ik moest verder alles zelf regelen. Dat jaar deed ik alleen de Grand Prix van België, die in vreselijk weer werd verreden. In de Autovisie had je toen nog een raceverslag over acht pagina’s en op alle acht pagina’s stonden uiteindelijk mijn foto’s. Ze hadden helemaal niets van het persbureau gebruikt!”
“Het jaar erna deed ik een paar Grands Prix, waaronder Monaco, omdat ik die heel graag eens gedaan wilde hebben”, vervolgt Van Egmond. “Opnieuw liet Autovisie weten dat ze wel accreditatie voor me wilden regelen, maar geen foto’s van mij nodig hadden. Toch stonden bij het raceverslag weer alleen mijn foto’s. Daarna belden ze me op om te zeggen dat ze toch wel heel blij waren met mijn werk en dat ik wel iets meer in rekening mocht brengen dan 25 gulden per foto. Later gingen ze ook een deel van mijn onkosten vergoeden.”
Permanente pas
In 1992 was Van Egmond bij voldoende Formule 1-races aanwezig om voor het jaar erna een permanente pas te kunnen krijgen. “Je moest driekwart van de races gedaan hebben, voordat je een permanente accreditatie kon aanvragen voor het volgende seizoen. Er stonden dat jaar zestien races op de kalender, dus ik moest er twaalf doen.” De twaalfde race was de Japanse Grand Prix, waarin Jan Lammers na tien jaar zijn rentree maakte in de Formule 1. “Dat ik in aanmerking kwam voor een permanente pas, had ik dus volledig te danken aan het feit dat Autovisie een heel verhaal wilde wijden aan de terugkeer van Lammers. Dit was trouwens ook mijn eerste keer in Japan.”
Sinds 1993 heeft Van Egmond dus een permanente pas. “Dat was toen nog op naam van Autovisie. Maar ik kreeg ook andere klanten en Pat Behar, die het aanspreekpunt bij de FIA was voor de fotografen, wees me erop dat het misschien goed zou zijn als ik accreditatie op mijn eigen naam zou aanvragen. Want als er een andere hoofdredacteur zou komen of als het blad zou besluiten om niets meer aan Formule 1 te doen, zou ik mijn pas kunnen verliezen, zo waarschuwde hij.” Van Egmond leverde inmiddels aan meer tijdschriften, wat financieel gezien geen overbodige luxe was. “Hoewel ik het altijd gedaan heb uit liefde voor de sport, moest er natuurlijk wel geld verdiend worden. Ik had mijn baan bij Brooks, maar dat verdiende niet zo goed dat ik de hele wereld over kon reizen. En ik had net als ieder ander natuurlijk ook gewoon rekeningen die betaald moesten worden.”
Tot 2006 (!) combineerde Van Egmond de Formule 1-fotografie met een baan bij Brooks Instrument. Waarom hij zich niet eerder volledig toelegde op het fotograferen van de Formule 1? “Ik denk dat ik te bang was om die stap te nemen. En ik moet zeggen dat ik het bij Brooks Instrument ook best wel naar mijn zin had.” Het was niettemin een druk bestaan. “Als mijn collega’s donderdag om vier uur naar huis fietsten, reed ik naar Schiphol om bijvoorbeeld naar Italië te vliegen voor de Grand Prix. Op zondagavond was ik terug in Nederland en gooide ik mijn films bij het lab in de brievenbus. Op maandag verscheen ik dan weer fris en fruitig op mijn werk en aan het einde van de dag haalde ik mijn films op om alles uit te zoeken. Al mijn snipper- en ATV-dagen gingen zo op aan de Formule 1. Er bleef geen dag over om met het gezin op vakantie te gaan. Ik ben mijn vrouw en kinderen dankbaar dat ze dat allemaal gepikt hebben.”
Ouderschapsverlof gaf Van Egmond iets meer lucht. “Ik had altijd het idee dat als ik zeventig procent ging werken, ik dertig procent van mijn salaris zou inleveren. Maar toen bleek dat ik er helemaal niet zoveel op achteruit zou gaan, liet ik voor een periode van vijf jaar mijn contract omzetten. Ik was hierdoor op vrijdag en maandagmiddag vrij. Maandagmiddag, omdat het lab tijd nodig had om mijn films te ontwikkelen. Tegelijkertijd kreeg ik zo wat meer tijd voor mijn gezin, want als er geen Grand Prix was, was ik die vrijdag en maandagmiddag natuurlijk gewoon thuis.”
Dat Van Egmond zich vanaf 2006 volle bak op zijn werk als Formule 1-fotograaf stortte, was overigens niet omdat hij daar op dat moment zelf voor koos. “Brooks Instrument verplaatste de productie naar Hongarije. Zodoende hadden ze mij niet meer nodig. Vlak voordat ik vijftig werd kreeg ik wat geld en werd ik uitgezwaaid. Vanaf dat moment deed ik alleen nog Formule 1. Gelukkig is dat goed gegaan. Misschien had ik eerder al zelf de knoop moeten doorhakken, maar dat is allemaal achteraf.”
Op sterven na dood
Hoewel Peter van Egmond inmiddels een gevestigde naam was op het gebied van Formule 1-fotografie – hij was in 2007 ook de teamfotograaf van het Spyker F1 Team – was het ‘best wel spannend’ of hij de eindjes aan elkaar kon blijven knopen. “Ik heb ook periodes meegemaakt dat er heel weinig interesse was in de Formule 1”, licht Van Egmond toe. “Vijftien jaar geleden was ik zakelijk gezien op sterven na dood. Er stond geen Nederlander op de grid en er was nul belangstelling voor de Formule 1. We zaten bovendien in een financiële crisis, die voor mij al een paar jaar eerder was begonnen doordat de online advertentiemarkt opkwam. De adverteerders liepen weg bij de gedrukte media, waardoor er bijna geen budget voor fotografie meer overbleef.”
“Daarnaast was de digitale fotografie in opkomst, waardoor er veel sneller gewerkt kon worden. De grotere fotobureaus konden echter veel eerder met die nieuwe technologie aan de slag dan ik”, kijkt Van Egmond terug. “De prijzen voor foto’s kelderden omlaag en voor een eenmanszaak houdt het op een gegeven moment op. Zodra je uitgaven hoger zijn dan je inkomsten, is het klaar. Ik stond op het punt om ermee te stoppen. Ik had er een paar keer geld op toegelegd, maar dat kon ik niet blijven doen. Ik had een gezin om te onderhouden. Ik twijfelde dus heel sterk of ik wel moest doorgaan. Maar toen kwam de kans voorbij om als teamfotograaf voor McLaren te werken. Dat is in 2010 mijn redding geweest.”
Geen gouden tijden
Sinds Max Verstappen in de Formule 1 rijdt, is de sport razend populair in Nederland. Toch zijn het voor Van Egmond geen gouden tijden. “Sommige mensen denken dat ik nu binnenloop door Max. Maar iedereen maakt foto’s van hem”, merkt Van Egmond op. “Daarnaast hebben alle teams tegenwoordig beeldbanken waar de media gratis foto’s vandaan kunnen halen. Die waren er eerder ook al wel maar niet zo uitgebreid als nu. Verder sluiten de meeste tijdschriften en kranten contracten met grote bureaus, die niet alleen foto’s van de Formule 1 aanbieden maar ook van alle andere sporten. Voor een vast bedrag per maand mogen ze gebruiken wat ze willen. Bij sommige kranten mag de beeldredactie zelfs geen foto’s van freelancers meer kopen, omdat ze een overeenkomst met een agentschap hebben. Ook al is de foto die jij hebt gemaakt, beter. Tot slot schrijven veel bladen waar ik vroeger foto’s aan leverde, zoals Autovisie en Panorama, niet meer over de Formule 1. En als ze dat wel doen, dan pakken ze het gratis beeld van de teams.”
Wel leverde de komst van Verstappen Van Egmond een paar extra klussen op. “Olav Mol mocht weer naar de Grands Prix en belde mij op met de vraag of ik tijd had om zijn cameraman te zijn. Voor mij was alles wat ik extra kon verdienen, mooi meegenomen, dus ik heb twee jaar lang zijn camera vastgehouden, als hij een interview had of een stand-up deed.” Van Egmond maakt sinds het moment dat Verstappen in 2014 als Red Bull-junior gepresenteerd werd bij de Grand Prix van België, ook foto’s voor de inmiddels drievoudig wereldkampioen zelf. “Ik moet er dan vooral op letten dat de persoonlijke sponsors van Max goed in beeld komen.”
In het begin werd er in de Red Bull-garage erg goed gelet op wat Van Egmond allemaal fotografeerde, aangezien hij op dat moment ook nog voor McLaren werkte. “Ik voelde me de eerste keren totaal niet op mijn gemak in de Red Bull-garage”, aldus Van Egmond. “Ik had echt het idee dat er veertig ogen op mij gericht waren en dat mijn kop eraf zou gaan als ik ook maar één ding verkeerd deed. De eerste races dat ik foto’s van Max maakte, moest ik ook al mijn beeld aan het team laten zien voordat ik er iets meedeed.” Sinds 2019 is de situatie een stuk eenvoudiger. Vanaf dat moment is Van Egmond namelijk een van de teamfotografen van Red Bull Racing, naast Mark Thompson en Vladimir Rys. “Dat ik vijf jaar geleden teamfotograaf werd bij Red Bul, staat overigens volledig los van Max. Ze hebben me op basis van mijn werk gevraagd.”
Laatste jaar?
Zoals gezegd is Van Egmond inmiddels 68. Hoe lang verwacht hij het werk nog te kunnen doen? “Dit zou weleens mijn laatste jaar kunnen zijn”, doet hij uit de doeken. “Red Bull werkt met tweejaarlijkse contracten en dit jaar is het laatste jaar van mijn huidige contract. Het team zal straks moeten beslissen of ze met mij willen doorgaan. Zo ja, dan komen ze in september naar mij toe met de vraag of ik zou willen doorgaan.” Van Egmond weet nog niet wat hij dan zal antwoorden. “Het is op dit moment nog niet definitief dat ik ermee ga kappen, maar ik merk wel dat ik het steeds zwaarder begin te vinden. Er wordt ook best wel veel van je gevraagd. Op donderdag werk ik zo’n tien uur en op vrijdag, zaterdag en zondag is twaalf tot veertien uur geen uitzondering.”
“Het liefste zou ik minder Grands Prix doen en kijken of ik het seizoen met iemand kan delen. Maar voor het team is het alles of niets.” Van Egmond worstelt ook al een tijdje met zijn knie. “Een kalender met 24 races kost iedereen veel kracht en moeite, maar ik merk dat ik steeds meer tijd nodig heb om te herstellen. Maar die tijd is er niet. En er komen alleen maar races bij.” Mocht 2024 zijn laatste jaar zijn als voltijd Formule 1-fotograaf, betekent dat niet dat Van Egmond vanaf 2025 niets meer om handen heeft. “Ik heb op zolder nog 70.000 dia’s om uit te zoeken en wil eigenlijk ook weer een boek maken.” En als die twee dingen gedaan zijn? Lachend: “Dan val ik in een enorm zwart gat!”
Dit artikel is geschreven door Erwin Jaeggi – 11 FEB 2024 – Motorsport.com